Wapenexportcode

Al in 1998 spraken de EU-landen een gedragscode af over wapenexport. Zij beloofden geen wapens meer te leveren aan regimes die hun eigen burgers onderdrukken of hun buren bedreigen.

De code introduceerde ook een consultatiemechanisme: indien een EU-lidstaat een vergunning wil verlenen voor wapenexport naar een land waaraan een andere lidstaat eerder wapens heeft geweigerd te exporteren, dan moeten beide lidstaten met elkaar in overleg treden. Maar elke lidstaat houdt zelf de eindverantwoordelijkheid voor de vergunningverlening.

De gedragscode is sinds 2008 bindend, maar de naleving schiet ernstig tekort. Nog altijd zijn de EU-landen samen de tweede grootste wapenexporteur ter wereld waarbij 40 procent van de export naar het Midden-Oosten gaat. Wapens worden naar landen als Egypte en Saoedi-Arabië geëxporteerd waar ze worden gebruikt tegen eigen burgers of voor het onderdrukken van buurlanden. Aantoonbaar is dat een deel van de wapens wordt doorverkocht, in burgeroorlogen wordt gebruikt of in handen valt van terroristische groeperingen.

Het Europees Parlement roept in 2017 onder leiding van de Groene fractie dan ook op tot een embargo op de wapenexport naar Saoedi-Arabië en uit kritiek op Duitsland, Frankrijk en Groot-Brittannië die gebrekkig rapporteren over de export. Ook eist het Europees Parlement sancties tegen lidstaten die zich niet aan de minimumeisen uit de gedragscode houden. Nu hebben de Europese Commissie, het Europees Parlement en het Europees Hof van Justitie niet de middelen om de lidstaten aan de afspraken te houden.