Gemeenschappelijk Europees asielbeleid

In een Unie zonder binnengrenzen is het toelatingsbeleid aan de buitengrenzen een zaak van gemeenschappelijk belang. Maar een solide gemeenschappelijk Europees beleid om de opvang van vluchtelingen te regelen ontbreekt, al wordt er al sinds de jaren negentig over onderhandeld. Nog steeds is er in de bestaande wetgeving te veel ruimte voor lidstaten om nationale regelgeving toe te passen voor de opvang van vluchtelingen.

Een voorbeeld van eigen bodem: kabinet-Rutte III wil de rechtsbijstand tijdens de eerste fase van de asielprocedure afschaffen. Ook andere landen hanteren dergelijke maatregelen, om te zorgen dat vluchtelingen bij een andere lidstaat aankloppen. Een vicieuze cirkel van afschrikken en afschuiven is het resultaat.

Toch zijn er heel wat wetten en verdragen die de opvang van vluchtelingen in internationaal en Europees verband regelen, een welkome buffer tegen restrictief beleid van de lidstaten. Het belangrijkste internationale verdrag is het Vluchtelingenverdrag van de Verenigde Naties. In dit verdrag is ook het beginsel van non-refoulement opgenomen: het verbod om vluchtelingen terug te zenden naar een land waar zij vervolging te vrezen hebben.

Binnen de EU zijn het Grondrechtenhandvest en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens van cruciaal belang. Europese regels over asiel mogen namelijk niet in strijd zijn met deze afspraken. Inmiddels zijn er minimumeisen voor de asielopvang, is de asielprocedure verkort en hebben asielzoekers recht op een tolk in het asielproces.

Maar met de huidige Europese aanpak van asiel en migratie, maar ook door het handelen van lidstaten op nationaal niveau, komt dit verder onder druk te staan. (Zie migratiepartnerschappen) Zo hebben Italië en Griekenland lang de Eurodac-verplichting om vingerafdrukken af te nemen en in het informatiesysteem te zetten genegeerd om te voorkomen dat door de Dublinverordening zij het gros van alle asielzoekers voor hun rekening moeten nemen.

In plaats van de bestaande afspraken te handhaven, kiest de Europese Commissie voor een restrictieve aanpak en sloopt positieve bepalingen uit asielwetgeving. Zo bestaat in de Dublinverordening de mogelijkheid om op humanitaire gronden Dublinclaimanten niet terug te sturen naar het land waar ze als eerste arriveerden. Duitsland maakte gebruik van deze bepaling voor Syriërs. In plaats van ze terug te sturen naar het aankomstland – meestal Griekenland – konden zij in Duitsland een asielaanvraag doen.