Euro

Munt zonder staat.

Een sterke munt, omdat je er veel dollars voor krijgt, dankzij het rentebeleid van de Europese Centrale Bank.

Een zwakke munt, omdat de eurozone piept en kraakt onder interne spanningen.

Na tien jaar eenheidsmunt vormde de steeds weer oplaaiende eurocrisis de eerste serieuze test voor de levensvatbaarheid van de Economische en Monetaire Unie. Hoewel de economische groei is teruggekeerd in de eurolanden, hebben de sociale offers die de jarenlange crisis vergden, een knauw bezorgd aan het vertrouwen in de munt. Er zijn nog altijd te weinig stappen gezet om een volgende crisis het hoofd te kunnen bieden.

De gulden dan? Er zijn politici die daarvoor pleiten. Het verdwijnen van de euro zou een financiële crisis van ongekende omvang kunnen veroorzaken en de Europese integratie tientallen jaren terugwerpen. Ook de interne markt zou allicht verbrokkelen. Zo’n terugval in negentiende-eeuwse Kleinstaaterei kunnen we ons niet veroorloven. Het zou de rol van Europa in de wereld reduceren tot die van openluchtmuseum en alle politieke energie vreten die juist zo hard nodig is voor het managen van klimaatverandering en technologische verandering.

Lange tijd zag het ernaar uit dat de munt ecu zou heten, naar die naam was de Duitsers te Frans (een oude Franse munt heette écu). Wie ecu op z’n Duits uitspreekt zou bovendien wel eens aan Kuh (koe) kunnen denken, wat weer allerlei ongewenste associaties opriep (koehandel, melkkoe). Vandaar dat de Europese Raad van regeringsleiders koos voor de fantasieloze benaming euro. Daar kon niemand zich een buil aan vallen.

De munten hebben een ‘Europese’ zijde, ontworpen door de Belg Luc Luycx, en een nationale zijde waarop elk euroland zijn eigen symbolen mag aanbrengen. De bankbiljetten zijn aan twee zijden even lelijk, dankzij de Oostenrijkse ontwerper Robert Kalina.